Karel Aalbers. In de periode 1983 – 2000 voorzitter van Vitesse, initiatiefnemer van de bouw van GelreDome, Gouden Vitessenaar. En nu, anno 2025, nog steeds zeer geliefd bij een groot deel van de achterban van Vitesse, te weten de fans. Zelfs bij degenen die de nu 76-jarige Aalbers nauwelijks bewust hebben meegemaakt. De huidige situatie waarin ‘zijn kindje’ Vitesse verkeert, doet hem pijn. En hij heeft op zijn tong moeten bijten om, ondanks de vele verzoeken vanuit de media, te reageren op de kritische fase waarin de Arnhemse eerstedivisionist verkeert. ‘Ik wil niemand voor de voeten lopen’, was daarbij zijn argument. Terwijl hij, en dat zal niemand verbazen, daar wel degelijk een mening over heeft. Karel Aalbers was bereid om met ArnhemSports.nl die mening te delen. Redacteuren Han Dreuning en Wim Ludeke spraken hem uitvoerig en tekenden Aalbers’ zienswijze op.
Karel Aalbers oogt nog steeds uitermate fit. Hij staat nog volop in het leven, volgt alles wat er zich in de wereld afspeelt en natuurlijk in het bijzonder Vitesse. De club die hij in 1983 aantrof in een desolate toestand. In zijn hoedanigheid van voorzitter van het Arnhemse winkelcentrum Kronenburg werd hij benaderd of hij geen zitting wilde nemen in het bestuur van Vitesse. Aalbers, jong en onbevangen, accepteerde die uitnodiging, niet wetende dat er sprake was van een soort overgangsbestuur, dat vooral belast was met de ontvlechting tussen de amateurvereniging Vitesse 1892 en het betaalde voetbal van Vitesse. Al snel werd hij voorzitter van de professionele tak. En Vitesse stond er ook toen niet best voor: onderaan bungelend in de eerste divisie, grote financiële problemen en gemiddeld 500 toeschouwers op de tribune van het destijdse Monnikenhuize.

Was die situatie toen te vergelijken met de huidige situatie van Vitesse?
“Nee, toch niet. Destijds kwamen we uit het niets. Overigens gold dat ook voor mij: ik was jong en had een grote mond, maar kende die voetbalwereld eigenlijk helemaal niet, behalve dat ik als jongetje regelmatig op de jongenstribune van Vitesse stond. Maar er waren grote financiële problemen, er kwamen nauwelijks toeschouwers, we speelden op een verouderde accommodatie, we moesten de club eigenlijk helemaal opbouwen. Op de financiële problemen na houdt de vergelijking met nu dan ook wel op. Maar het essentiële verschil met nu is naar mijn mening dat de club toen gedreven werd door mensen die passie hadden en dachten en werkten in het belang van de club en niet vanuit een totaal andere invalshoek. Maar gelukkig zie ik met de bewegingen van de Sterkhouders, de crowdfunding en de seizoenkaarthouders weer een positieve verandering in komen.”
Het opbouwen is gelukt en daar heeft u een belangrijke bijdrage aan geleverd
“Met een team van mensen natuurlijk. Ja, we hebben er toen hard aan getrokken. Allereerst moesten we uit de financiële problemen zien te komen. We kwamen op enig moment één miljoen gulden te kort en er dreigde een faillissement. Ik liep daarvoor stad en land af en kwam toen in contact met Loudon, de toenmalige topman van AKZO. Hij was bereid om Vitesse met een ton te ondersteunen, maar alleen wanneer de gemeente Arnhem bereid zou zijn voor één jaar de huur voor het stadion van honderdduizend gulden, dat we daarvoor altijd om niet konden gebruiken, zou kwijtschelden. Dat leidde uiteindelijk tot de inmiddels befaamde raadsvergadering, die bijgewoond werd door talloze fans en waarin raadslid Martin de Graas door tegen de richtlijn van zijn fractie in vóór te stemmen en daarmee in feite Vitesse redde van een faillissement.”

U noemde het al, de fans. Hoe belangrijk zijn zij?
“Enorm belangrijk. Ik kom uit de juwelierswereld en daar heb ik geleerd altijd naar de klant te luisteren. Je kunt nog zo’n mooi horloge aanprijzen, als je niet in de gaten hebt wat de klant denkt of wil, dan kan je kletsen als Brugman, maar je verkoopt het horloge niet. De fans, de Arnhemse bevolking, zij zijn de klanten van Vitesse, daar moét je naar luisteren. Ik heb daar zelf altijd in geïnvesteerd: kwam op de Zuid-tribune, liep bij de thuiswedstrijden altijd een rondje over de promenade van Gelredome. Dáár hoorde je wat de supporters bezighield, of dat nu de prijs van het biertje of een foute aankoop van een speler was. Dicht bij je klanten staan, dat is wat je moet doen, je fans vormen het draagvlak van de club.”
En dat mist u nu?
“Helaas meen ik te constateren dat de lokale betrokkenheid min of meer verdwenen lijkt. Of misschien moet ik zeggen het lokale draagvlak, alhoewel ik, zoals al aangegeven, met de meest recente ontwikkelingen rond de Sterkhouders en seizoenkaarthouders daar gelukkig wel veranderingen in zie ontstaan. In mijn tijd zijn we altijd bezig geweest om partijen met elkaar te verbinden, die rol kan voetbal namelijk spelen. Dus niet uitsluitend met voetbal bezig zijn, maar er voor zorgen dat je de kracht daarvan ook inzet op andere fronten. We zijn ons destijds zeer bewust geweest van de sociaal-maatschappelijke rol die we konden en ook wilden spelen. Voorbeeldje: ik heb onze speler Roy Makaay destijds geadviseerd te wisselen van zaakwaarnemer. Omdat dat in mijn ogen beter voor Roy zou zijn. Voor ons als Vitesse was het minder gunstig, want hij kreeg een betere zaakwaarnemer! Maar Roy is mij daar nog steeds dankbaar voor.”
‘We zijn ons destijds zeer bewust geweest van de sociaal-maatschappelijke rol die we konden en ook wilden spelen’
Is de club veranderd na uw vertrek in 2000?
“Ik vind dat een lastige vraag, omdat het dan net lijkt of het na Karel Aalbers niets meer geworden is en die suggestie wil ik niet wekken. Maar wat ik wel meen te constateren is dat er na mijn periode andere belangen zijn gaan spelen en daardoor het lokale draagvlak voor de club langzaam maar zeker verdwenen is. De afstand tussen enerzijds het beleid waarin het grote geld en het verdienmodel leidend is en anderzijds de lokale betrokkenheid én niet te vergeten de fans, is in mijn ogen steeds groter geworden. Buitenlandse eigenaren, financiële belangen, ik zag in de aansturing van de club geen passie en betrokkenheid meer en die hadden wij in mijn tijd wel.”
‘Ik weiger te geloven dat de club niet te redden is’
Is Vitesse nog te redden?
“Ik weiger te geloven dat de club niet te redden is. Maar je moet wel ophouden de KNVB en de Licentiecommissie voortdurend te blijven tarten, daar zit natuurlijk een grens aan. Ik denk dat een KNVB ook wel ziet wat een club die al sinds 1892 bestaat, betekent voor de Arnhemse gemeenschap. Houdt Vitesse op te bestaan, dan verdwijnt de verbindende factor binnen die gemeenschap, want die rol heeft Vitesse. Je ziet het aan wat er nu allemaal gebeurt: ondersteunende brieven van burgemeester Marcouch, de Supportersvereniging en andere betrokkenen richting KNVB. En waar in de wereld is ooit vertoond dat fans twee miljoen euro ophalen voor hun club? Als de club zou ophouden te bestaan, dan voorspel ik je met hoofdletters dat de gemeente Arnhem daarvoor een geweldige rekening gaat betalen voor het daaruit voortkomende gedrag van jongeren. En dat zal een KNVB ook zien. Maar dan moet er wel wat gebeuren.”
En wát moet er dan gebeuren?
“Een harde en voor iedereen heldere en duidelijk knip tussen het heden en verleden. Waar Vitesse nu op afgerekend wordt, heeft allemaal te maken met het verleden. Een goede groep lokale ondernemers lijkt nu de schouders onder Vitesse te willen zetten, geef ze die kans. Daarmee laat je zien dat de club weer door de regio wordt gedragen. Cruciaal daarin is dat alle twijfel die er de afgelopen jaren gezaaid is bij de KNVB, nu weg genomen wordt. En dat kan alleen maar door nu een knalharde knip in de organisatie te maken. Zorg dat er een nieuwe tijdelijke en Nederlandse directeur komt en je weer grip krijgt op de aandelen. Daarmee kan je het Beroepscollege laten zien dat er écht afscheid genomen is van het verleden. En als dat gebeurt, dan komt naar mijn idee de club weer terug.”
‘En dat kan alleen maar door nu een knalharde knip in de organisatie te maken’
Ziet u nog een rol voor uzelf in dat proces?
“Nee, nee, echt niet. Ik ben 76! Ik sta wel open voor vragen of adviezen. Als men mij wil consulteren dat ben ik daartoe altijd bereid. Het verleden laat echter zien dat iedere keer het wiel weer opnieuw wordt uitgevonden. Ik heb dat gezien toen ik in 2000 moest stoppen. Dat kan, maar er is toen op geen enkele wijze door het nieuwe bestuur contact gezocht om de continuïteit te kunnen waarborgen: waar waren jullie mee bezig, wat loopt er, niets van dat alles. Ik heb nu wel aangegeven dat ik zeker bereid ben om te sparren. Het is niet verplicht, maar ik denk dat het verstandig is om nu alle kennis en denkkracht te bundelen. Dit alles met maar één doel: het redden van de club.”